Benno Premsela en Max Heymans. Allebei waren ze joods. Allebei overleefden ze de Tweede Wereldoorlog. Allebei kwamen ze er in de jaren ’60 openlijk voor vooruit dat ze ’zo’ zijn (term van Heymans). En allebei waren ze kunstzinnig en creatief. Premsela ging de designkant op, Heymans stapte de couturewereld binnen. Het Joods Historisch Museum in Amsterdam belicht vanaf 14 december de levens van beide mannen.
In 1998 was Galerie Donkersloot, toen gevestigd in de Amsterdamse P.C. Hooftstraat, voor een paar dagen veranderd in een ’museum’ ter ere voor Max Heymans (1918-1997). Een museum echter waar alle spullen te koop waren. Het betrof een veiling van spullen uit de nalatenschap van deze Nederlandse couturier. Ik bezocht destijds een van de kijkdagen. Mijn interesse ging niet zozeer uit naar de kledingstukken, maar des te meer was ik benieuwd naar de meubels, kroonluchters en andere tastbare zaken uit het leven van deze Nederlandse couturier.
‘Afgetuft’
Om eerlijk te zijn: het stelde een beetje teleur. Het grootste deel van de spullen die mijn interesse hadden bleken oud of versleten. Maar de modeschetsen, die waren prachtig. Bang voor hoge prijzen liet ik de veiling aan mij voorbijgaan.
De veiling was georganiseerd door ‘zaakwaarneemster’ Joëtta Honnebier. Dat was om te voorkomen dat schuldeisers de nalatenschap van Heymans verkochten en de kleding ‘bij het Leger des Heils terechtkwam’. Ik wist toen nog niet dat Heymans een chronisch gebrek aan geld had en dat bevriende collega-couturiers, vrienden (onder wie Joop Braakhekke) zeker in zijn laatste jaren voor hem klaarstonden. Heymans bleek door de gevolgen van een rookvergiftiging ‘afgetuft’, het woord dat de couturier zelf altijd gebruikte voor iemand die was overleden. De kortsluiting van een elektrisch kacheltje in Heymans slaapkamer was de oorzaak van een noodlottige brand. De brand verklaarde achteraf het roet op de kroonluchters…
Contrast
De herinnering aan die veiling kwam bovendrijven na het lezen van het boek Benno Premsela & Max Heymans’ vormgeving, couture en homo-emancipatie in naoorlogs Nederland, dat verschijnt bij de gelijknamige tentoonstelling die vanaf 14 december in het Joods Historisch Museum in Amsterdam te zien is.
Een groter contrast lijkt niet denkbaar tussen Heymans en Benno Premsela, Nederlands vormgever en binnenhuisarchitect, maar ook centrale figuur in de naoorlogse Nederlandse designwereld. Kijk maar eens naar de twee heel persoonlijk portretten in het boek
De ene foto toont Heymans in 1959. Je ziet Heymans languit gezakt in een Louis XV-stijl stoel terwijl hij nonchalant door een paar (mode)tijdschriften bladert die op de grond liggen. Achter hem strakke stapels tijdschriften, kandelaars, een kan met bloemen (?), kunst, en op de tafel/bureau voor hem lijstjes en allerlei prullaria. De bohémien, zoals hij zichzelf het liefst presenteerde.
De andere foto toont Premsela in zijn modern en leeg ingerichte huis (1992), zittend in een fragiel ogend designstoeltje. Hij kijkt strak de camera aan, terwijl zijn handen houvast zoeken bij de leuning. Rechts van hem liggen – een teken dat er in dit designpaleis gewoond wordt – twee kleine stapels boeken, tijdschriften en kranten.
Knal
Toch zijn de levens van Premsela een Heymans nauw met elkaar verweven. Ze ontmoeten elkaar privé en deden ook zakelijk wel eens samen een project. Beiden hadden als een van de weinigen van hun joodse families de tweede wereldoorlog overleefd. Beiden waren in een tijd dat homoseksualiteit nog nauwelijks een openlijk bespreekbaar onderwerp was, taboedoorbrekend. Premsela vertelde er openlijk op tv over en was voorman van het COC, Heymans schreef onverhuld over homoseksualiteit en travestie in zijn boek Knal.
Het boek bij de tentoonstelling doet zijn titel eer aan. Het schetst een fascinerend beeld van beide mannen, homo-emancipatie, vormgeving en mode in naoorlogs Nederland.
De tentoonstelling ‘Benno Premsela – Max Heymans. Mannen met lef en stijl’ is tot en met 26 juni 2016 te zien in het Joods Historisch Museum.
Tekst: © Monsieur Plusfours 2015